vrijdag 5 november 2010

Het college en het Gouden Kalf

Toen Mozes op de berg Sinaï vertoefde om de Tafelen der Wet van zijn God te ontvangen, verenigde het arme volk zich om Aäron. Onder druk van de Egyptische samenzweerders, verzamelde Aäron de sieraden van het arme volk en liet daaruit een Gouden Kalf vervaardigen. Het volk bracht offers en de samenzweerders dansten om het afgodsbeeld.

Geachte voorzitter, college en raad,

Ik hoor u denken: ‘vanwaar dit bijbelse uitstapje, meneer Bashara?’ Welnu, omdat de analogie met de koers van het huidige college zich opdringt, al zijn er natuurlijk ook verschillen.

Beginnend bij de verschillen, is het in het geval van het college nog niet erg duidelijk wélke sieraden zij nu precies wáár vandaan wil gaan halen... Want zoals u weet, is ons na méér dan een maand herhaaldelijke verzoeken om inhoudelijke toelichting op de cijfers, uiteindelijk vlak vóór de concrete besluitvorming een definitief stuk toegezonden waarin nog altijd niet staat wat het college nu eigenlijk gaat doen. De geformuleerde ‘visie’ op de bezuinigingen is zó algemeen geformuleerd, dat het in feite nog alle kanten op kan. Een visie, derhalve, waar je in dit stadium van zijn vorming vóór noch tegen kunt zijn.

Een ander verschil met het Heilige Volk Israels, is dat bij het huidige college nog niet geheel duidelijk is wat voor gouden beeld zij nu precies voor ogen heeft. Want ook op dit vlak hebben wij helaas nog weinig concreets mogen vernemen. We moeten het voorlopig doen met een, reeds uit het coalitieakkoord stammend lijstje speerpunten, die vorige week door wethouder Pijl zelfs zijn gebombardeerd tot ‘de ziel’ van dit college. Wellicht kunnen wij vanaf heden dan ook beter spreken over Pijlpunten. Dit overigens geheel terzijde.
Terug naar dat beeld: kijkend naar de lijst Pijlpunten, blijft het helaas gissen. De grote nadruk die dit college legt op handhaving en repressie, doet vermoeden dat het wellicht zou kunnen gaan om een Gouden Knuppel. Anderzijds maakt de urgentie die wordt verleend aan het bouwen van die dure tunnel onder het spoor door, dat het best wel eens dicht bij het origineel zou kunnen blijven, in de vorm van een Heilige Koe.

Een onmiskenbare overeenkomst is er natuurlijk tussen het huidige college en de Egyptische samenzweerders. Namelijk dat, alle onduidelijkheden ten spijt, één ding zeker is: de God van die linkse Mozes móet en zal vervangen worden door hun Gouden Kalf. Want óngeacht de schade die het wellicht zal doen aan het sociale en culturele voorzieningenniveau van onze stad, óngeacht de ontstane twijfels over de werkelijke hoogte van de bezuinigingsopgave die ons vanuit het rijk gaat treffen en óngeacht het feit dat men ons nog niet eens kan vertellen waar het geld precies aan besteed zal worden: die 18 miljoen móet en zal er komen, aldus het college. Iedere eventuele meevaller zal één op één worden doorgeschoven naar het potje voor het Gouden Kalf van het ‘Nieuwe Beleid’. En of wij, de gemeenteraad, daar alstublieft even mee willen instemmen.

Voorzitter, toen de drie bedenkingen die ik zojuist opsom ten aanzien van de taakstelling van 18 miljoen, vorige week in commissieverband werden genoemd, kwam daarop wederom feitelijk geen inhoudelijke reactie. In plaats daarvan werden wij voor de zoveelste maal verwezen naar het coalitieakkoord. Bovendien werd door de fractievoorzitter van de grootste coalitiepartij met enige triomfalisme gezegd dat deze coaltie nu eenmaal 'andere keuzes' maakt en dat hij zich kon voorstellen dat wij dat 'niet leuk zouden vinden'. Met deze toonzetting werd, niet voor het eerst, de kaart van de macht gespeeld en niet die van de dialoog. Dat mag, voorzitter, maar het ontslaat niemand van de plicht tot nadere verklaring. Dit college búigt niet om, dit college smélt om. Als je iets ombuigt, verander je het van vorm. Als je iets omsmelt, maak je het stuk om er vervolgens iets geheel anders van te bouwen. Dat mag, voorzitter, maar het vergt wel dat die keuze ruimhartig wordt uitgelegd en onderbouwd. En precies dát laat dit college tot noch toe na. Al uit ik hierbij de oprechte hoop dat daar vandaag verandering in komt

Voorzitter, u kent ons als een partij die in principe altijd de intentie heeft zich zo constructief mogelijk op te stellen. Wij doen niet aan ‘nee’ zeggen om het ‘nee’ zeggen. Wij zijn te allen tijde bereid om écht te luisteren naar de argumenten van onze politieke opponenten. Wij beoordelen hen uitsluitend op hun daden. En wij nemen pas uitgesproken standpunten in, wanneer we over genoeg informatie beschikken om dat te doen. Echter, zo’n gewogen en genuanceerd oordeel over de koers van dit college ten aanzien van de bezuinigingsopgave, vergt toch echt in de eerste plaats dit: een gewogen en genuanceerde koers van het college. En juist daarvan is helaas geen sprake. Wij zullen daarom iedere toekomstige uitwerking op zijn eigen merites beoordelen, maar stemmen tegen het voorliggende bezuinigingsbesluit.

Dit overigens zonder énig gevoel van triomf, voorzitter. Want bij dit soort ingrepen pást geen triomfalisme. Bij dit soort ingrepen past dat je ertegenop ziet als tegen de berg Sinaï. Desalniettemin beklimmen wij liever die berg dan, gelijk dit college, onder aan de berg te blijven staan en gouden kalveren te smeden. Want wie wordt daar nou feitelijk beter van?


Deze tekst heb ik uitgesproken als bijdrage aan de eerste termijn van de algemene beschouwingen in Hoorn, op 3 november 2010.