vrijdag 5 november 2010

Het college en het Gouden Kalf

Toen Mozes op de berg Sinaï vertoefde om de Tafelen der Wet van zijn God te ontvangen, verenigde het arme volk zich om Aäron. Onder druk van de Egyptische samenzweerders, verzamelde Aäron de sieraden van het arme volk en liet daaruit een Gouden Kalf vervaardigen. Het volk bracht offers en de samenzweerders dansten om het afgodsbeeld.

Geachte voorzitter, college en raad,

Ik hoor u denken: ‘vanwaar dit bijbelse uitstapje, meneer Bashara?’ Welnu, omdat de analogie met de koers van het huidige college zich opdringt, al zijn er natuurlijk ook verschillen.

Beginnend bij de verschillen, is het in het geval van het college nog niet erg duidelijk wélke sieraden zij nu precies wáár vandaan wil gaan halen... Want zoals u weet, is ons na méér dan een maand herhaaldelijke verzoeken om inhoudelijke toelichting op de cijfers, uiteindelijk vlak vóór de concrete besluitvorming een definitief stuk toegezonden waarin nog altijd niet staat wat het college nu eigenlijk gaat doen. De geformuleerde ‘visie’ op de bezuinigingen is zó algemeen geformuleerd, dat het in feite nog alle kanten op kan. Een visie, derhalve, waar je in dit stadium van zijn vorming vóór noch tegen kunt zijn.

Een ander verschil met het Heilige Volk Israels, is dat bij het huidige college nog niet geheel duidelijk is wat voor gouden beeld zij nu precies voor ogen heeft. Want ook op dit vlak hebben wij helaas nog weinig concreets mogen vernemen. We moeten het voorlopig doen met een, reeds uit het coalitieakkoord stammend lijstje speerpunten, die vorige week door wethouder Pijl zelfs zijn gebombardeerd tot ‘de ziel’ van dit college. Wellicht kunnen wij vanaf heden dan ook beter spreken over Pijlpunten. Dit overigens geheel terzijde.
Terug naar dat beeld: kijkend naar de lijst Pijlpunten, blijft het helaas gissen. De grote nadruk die dit college legt op handhaving en repressie, doet vermoeden dat het wellicht zou kunnen gaan om een Gouden Knuppel. Anderzijds maakt de urgentie die wordt verleend aan het bouwen van die dure tunnel onder het spoor door, dat het best wel eens dicht bij het origineel zou kunnen blijven, in de vorm van een Heilige Koe.

Een onmiskenbare overeenkomst is er natuurlijk tussen het huidige college en de Egyptische samenzweerders. Namelijk dat, alle onduidelijkheden ten spijt, één ding zeker is: de God van die linkse Mozes móet en zal vervangen worden door hun Gouden Kalf. Want óngeacht de schade die het wellicht zal doen aan het sociale en culturele voorzieningenniveau van onze stad, óngeacht de ontstane twijfels over de werkelijke hoogte van de bezuinigingsopgave die ons vanuit het rijk gaat treffen en óngeacht het feit dat men ons nog niet eens kan vertellen waar het geld precies aan besteed zal worden: die 18 miljoen móet en zal er komen, aldus het college. Iedere eventuele meevaller zal één op één worden doorgeschoven naar het potje voor het Gouden Kalf van het ‘Nieuwe Beleid’. En of wij, de gemeenteraad, daar alstublieft even mee willen instemmen.

Voorzitter, toen de drie bedenkingen die ik zojuist opsom ten aanzien van de taakstelling van 18 miljoen, vorige week in commissieverband werden genoemd, kwam daarop wederom feitelijk geen inhoudelijke reactie. In plaats daarvan werden wij voor de zoveelste maal verwezen naar het coalitieakkoord. Bovendien werd door de fractievoorzitter van de grootste coalitiepartij met enige triomfalisme gezegd dat deze coaltie nu eenmaal 'andere keuzes' maakt en dat hij zich kon voorstellen dat wij dat 'niet leuk zouden vinden'. Met deze toonzetting werd, niet voor het eerst, de kaart van de macht gespeeld en niet die van de dialoog. Dat mag, voorzitter, maar het ontslaat niemand van de plicht tot nadere verklaring. Dit college búigt niet om, dit college smélt om. Als je iets ombuigt, verander je het van vorm. Als je iets omsmelt, maak je het stuk om er vervolgens iets geheel anders van te bouwen. Dat mag, voorzitter, maar het vergt wel dat die keuze ruimhartig wordt uitgelegd en onderbouwd. En precies dát laat dit college tot noch toe na. Al uit ik hierbij de oprechte hoop dat daar vandaag verandering in komt

Voorzitter, u kent ons als een partij die in principe altijd de intentie heeft zich zo constructief mogelijk op te stellen. Wij doen niet aan ‘nee’ zeggen om het ‘nee’ zeggen. Wij zijn te allen tijde bereid om écht te luisteren naar de argumenten van onze politieke opponenten. Wij beoordelen hen uitsluitend op hun daden. En wij nemen pas uitgesproken standpunten in, wanneer we over genoeg informatie beschikken om dat te doen. Echter, zo’n gewogen en genuanceerd oordeel over de koers van dit college ten aanzien van de bezuinigingsopgave, vergt toch echt in de eerste plaats dit: een gewogen en genuanceerde koers van het college. En juist daarvan is helaas geen sprake. Wij zullen daarom iedere toekomstige uitwerking op zijn eigen merites beoordelen, maar stemmen tegen het voorliggende bezuinigingsbesluit.

Dit overigens zonder énig gevoel van triomf, voorzitter. Want bij dit soort ingrepen pást geen triomfalisme. Bij dit soort ingrepen past dat je ertegenop ziet als tegen de berg Sinaï. Desalniettemin beklimmen wij liever die berg dan, gelijk dit college, onder aan de berg te blijven staan en gouden kalveren te smeden. Want wie wordt daar nou feitelijk beter van?


Deze tekst heb ik uitgesproken als bijdrage aan de eerste termijn van de algemene beschouwingen in Hoorn, op 3 november 2010.

maandag 30 augustus 2010

'Wij' zijn beschaafder

In de laatste en leukste aflevering van Zomergasten 2010 (28 augustus) legde fotograaf Erwin Olaf uit hoe wij (mensen) kijkend naar een olifant, niet meer zien dan dat: een olifant. Wij projecteren elke eigenschap van een specifieke olifant op de gehele soort omdat de verschillen ons ontgaan. Dit terwijl wij als mensen onderling dermate veel details waarnemen dat we in staat zijn individuen in een oogopslag van elkaar te onderscheiden. Kernachtig vatte Olaf een elementair beginsel in de menselijke waarneming samen: hoe dichter iets bij je staat, hoe genuanceerder je beeld ervan is. Des te opvallender was de uitspraak die hij later op de avond deed in reactie op beelden van 9/11: 

‘Wij zijn beschaafder.’

Het werd (bij gebrek aan doorvragen door JBC) niet geheel duidelijk wie hij precies bedoelde met ‘wij’ en wie derhalve de veronderstelde ‘zij’ waren. Ik vraag mij eerlijk gezegd ook af of hij dat zelf precies weet. De gewekte indruk was in elk geval dat het onderscheid hier grosso modo ‘wij westerlingen’ en ‘zij moslims’ betrof. Moslims zijn voor Olaf dus een soort olifanten. Immers, het gedrag van een smaldeel wordt tot kenmerkende eigenschap gemaakt van de gehele categorie. ‘Moslims’ plegen aanslagen. ‘Moslims’ metselen homo’s in. ‘Zij’ zijn, derhalve, minder beschaafd dan ‘wij’. 

*
De dynamiek van het wij-zij denken is in de sociale wetenschappen uit en te na beschreven. Norbert Elias laat in zijn Gevestigden en Buitenstaanders (1965) bijvoorbeeld zien dat deze dynamiek vaak getekend wordt door twee dingen. Enerzijds kenschetsen mensen de eigen wij-groep aan de hand van positief gedrag dat beantwoordt aan heersende normen en waarden. Afwijkend gedrag door leden van de eigen groep, wordt gezien als individuele, regelbevestigende uitzondering. Anderzijds worden zij-groepen vaak als geheel gekarakteriseerd op basis van het negatieve gedrag van bepaalde leden van die groepen. Positieve uitzonderingen worden niet opgemerkt of zelfs geïsoleerd; zij worden door hun ‘goede’ gedrag niet langer beschouwd als lid van de zij-groep. 
Ook andere wetenschappers brachten dit verschijnsel in kaart. Zij lieten zien dat het hier veel voorkomend menselijk gedrag betrof, dat tegelijkertijd irrationeel was en tot onrechtvaardigheid leidde. Kort na WO II vielen deze inzichten in vruchtbare aarde, hetgeen in de jaren ’70, ’80 en ’90 leidde tot een vrij algemeen aanvaarde maatschappelijke weerstand tegen het generaliseren van groepen. Het werd zelfs een dermate groot taboe dat het onderwerp schier-onbespreekbaar was geworden, op straffe van het predikaat ‘racist’. In Nederland kwam hierin een kentering na 9/11 en het tijdperk Fortuyn. Anno 2010 is de beschreven vorm van wij-zij denken in Nederland weer vrij normaal en geaccepteerd geworden. Alles mag gezegd worden, zo luidt het credo.
Nu leidt taboeïsering niet tot begrip maar uitsluitend tot zwijgzaamheid. Het wordt ervaren als morele terreur en versterkt de heimelijke emoties eerder dan ze te temperen. Daarom is de genoemde kentering op zichzelf een goede zaak. Vrijheid van meningsuiting is niet onderhandelbaar, óók als de betreffende mening dom of onaangenaam is. Het mooie van de vrije meningsuiting is namelijk dat je op jouw beurt ook ongeremd tegen die meningen in mag gaan. 


*
Toen ik, dit alles overwegende, via Twitter mijn verbazing en ongenoegen uitsprak over de ongenuanceerde opmerking van Olaf, bleek dat ik mij had vergist. Klaarblijkelijk verkeerde ik geheel ten ónrechte in de veronderstelling dat de vrijheid van meningsuiting ook voor mij gold. Getuige bepaalde reacties geldt deze alleen voor sommige mensen.

Dat wist ik niet. 

Zat ik daar, argeloos uitleggend dat het - bovenstaande gedragsdynamiek indachtig - vreemd was om ‘hen’ wel als groep de wandaden van individuen aan te rekenen, terwijl dat ‘ons’ bespaard bleef. Zonder gêne erop wijzend dat ‘wij’ met 10% van de mensen 90% van de rijkdom in handen hadden en die situatie welbewust in stand hielden, dus hoezo beschaafd? Mij van geen kwaad bewust en er, kortom, vrolijk op los reutelend. 
Maar dat was dus helemaal fout, zo is mij uitgelegd. Ik kan de vinger er nog niet helemaal op leggen, maar tot zover ik het op dit moment begrijp mag alles gezegd worden, mits het irrationeel, stompzinnig en boos is. Nuance, schmuance, lang nadenken is voor sukkels en houd je je daar niet aan, dan word je ‘kapot geblogd’...

Het gaat even duren voordat de olifanten in mensen veranderen en ik het nuanceverschil tussen de wél- en de niet-toegestane meningen helemaal heb begrepen. Zoiets heeft tijd nodig. Ietwat bedremmeld ben ik dan ook teruggekeerd naar het kalme en rustige medium van de televisie. Daar was Erwin Olaf die, in tegenstelling tot de meeste van mijn digitale kwelgeesten, tegenover die ene rare opmerking nog zo’n drie uur aan intelligente, beschaafde inzichten stelde. Verademend.

Samir Bashara

Dit artikel verscheen eerder op www.DeJaap.nl.

maandag 5 juli 2010

Titelkandidaat: Paarsplus

De afgelopen formatieweken in Den Haag vertoonden alle kenmerken van het spel van het Nederlands elftal, in de eerste helft tegen Brazilië: traag en voorspelbaar, maar  ook resultaatgericht en succesvol. 

De ‘serieus’ onderzochte rechtse coalitie (VVD, PVV en CDA), zowel als de niet onderzochte linkse (PvdA, CDA, SP en GroenLinks) hadden nooit kans van slagen. Beide zouden hebben gesteund op een (te) smalle meerderheid van 76 zetels en waren bovendien electorale zelfmoord geweest voor minimaal één deelnemende partij. Dat laatste geldt eveneens voor een middenkabinet. Blijft over de coalitie die reeds vóór de verkiezingen als één van de grootste kanshebbers mocht worden beschouwd en inmiddels zelfs de enig overgebleven optie lijkt: Paarsplus. Deze combinatie, alhoewel niet de favoriet van de VVD, was van meet af aan de enige levensvatbare. De omtrekkende bewegingen van de liberalen waren uitsluitend voor het publiek. 

Opvallend is hoeveel (veelal zelfbenoemde) politieke experts deze optie hebben weggehoond. Zelfs vandaag nog was in diverse digitale media te lezen dat Paarsplus ‘ongeloofwaardig’ zou zijn, een ‘slechte afspiegeling van de verkiezingsuitslag’ en het ‘nog geen halfjaar’ zou uithouden, omdat er ‘te weinig’ zou zijn dat de vier partijen bindt. 

Echter.

Stabiel
Drie van de vier partijen hebben ruime bestuurservaring die zij bovendien recentelijk gezamenlijk en succesvol opdeden. Paars II raakte in diskrediet omdat zich een maatschappelijke aardverschuiving voordeed, geïnitieerd al dan niet opgepikt door Pim Fortuyn en de zijnen. Van de paarse partijen kampte D66 met het meest serieuze imago-probleem. Het greep de toenemende weeklacht ten aanzien van de ‘oude politiek’ aan voor een jammerlijk mislukt statement, waardoor het kabinet ook nog eens viel. Tot kort daarvóór was er op coalitieniveau echter weinig aan de hand. 

GroenLinks, dat als enige nog nooit landelijke bestuursverantwoordelijkheid droeg, is als partij volwassen geworden. Het kan inmiddels putten uit een afdoend scala aan ministeriabele coryfeeën, waarvan Rosenmöller en Vendrik het meest nadrukkelijk in beeld lijken. Geen van de partijen huisvest momenteel potentiële Bomhoffen of Heinsbroeken en zeker niet tegelijk. Geen van de partijen vertoont de instabiele trekken van een LPF of een PVV, terwijl de laatste interne strubbelingen (vooral binnen VVD en D66) alweer enige tijd geleden vakkundig de kop zijn ingedrukt. En ook de kamerfracties lijken allen goed gegroepeerde teams, met een helder profiel en een duidelijke leiding. 

Er is, kortom, geen enkele reden te veronderstellen dat Paarsplus een instabiele coalitie zou worden. Het zal een team zijn van dragende spelers, die begrijpen wat het vergt om een land te besturen.

Geloofwaardig
Drie van de vier partijen boekten een (flinke) verkiezingsoverwinning, zowel percentueel als absoluut. De combinatie als geheel heeft netto 16 zetels gewonnen, terwijl alleen de PvdA een klein verlies leed van 3 zetels. Daarnaast bevat Paarsplus de grootste (percentuele) winnaar in D66. Bovendien is inherent aan deze coalitie dat de grootste verliezers (het CDA en de SP) in de oppositie belanden.

Overigens doet dit alles natuurlijk volstrekt niet ter zake. De Nederlandse democratie draait namelijk om representatieve meerderheden. Hoeveel een partij heeft gewonnen of verloren is volledig en totaal irrelevant. Dat de PVV 24 zetels heeft behaald betekent dat 84% van de opgekomen kiezers géén voorkeur heeft uitgesproken voor deze partij. Dit terwijl zo’n 55% van diezelfde kiezers zich wél heeft uitgesproken voor regeringsdeelname van VVD, PvdA, GroenLinks of D66. Bovendien bevat Paarsplus de twee grootste partijen, hetgeen een stuk meer electorale legitimiteit verleent dan de inclusie van één partij die toevallig 15 zetels heeft gewonnen.

En nee, dat een viertal partijen een gezamenlijke meerderheid behaalt, geeft inderdaad niet de garantie dat hun kiezers ook brood zien in een samenwerking. Een systeem waarbinnen werd gevraagd naar coalitie-voorkeuren, of waarbij mensen in staat werden gesteld een ‘ranglijst’ van partijen te maken (i.e. een soort songfestival-systeem), zou in dezen wellicht meer duidelijkheid hebben verschaft. Maar zo’n systeem hebben wij dus niet. Bovendien zou de verklaarde weerzin tegen (coalities met) de PVV daarbij ongetwijfeld enorm zijn geweest, terwijl een partij als GroenLinks bijkans ruim twee keer zo groot was geworden. 

Paarsplus ongeloofwaardig noemen is, kortom, scorebordjournalistiek.

Inhoudelijk consistent
Ja, het programmatische verschil tussen GroenLinks en de PvdA enerzijds, en de VVD anderzijds is groot. Maar het is niet meer zo fundamenteel als het vroeger misschien was. Anno 2010 vormen VVD, D66 en GroenLinks een ‘vrijzinnige as’ met een linkse, een centrale en een rechtse partij. De grote overeenkomst tussen deze drie partijen is dat zij het individu als primair uitgangspunt van beleid nemen. Dit markeert meteen ook het grote verschil met het CDA en vooral de SP en de PVV. Dat zijn partijen die primair uitgaan van (veronderstelde) collectieve belangen, meestal gecombineerd met een monolithische en dwingende visie op ‘cultuur’ en ‘belangen’.

De samenhang tussen ‘liberaal’ en ‘rechts’, is de afgelopen decennia in Nederland steeds minder vanzelfsprekend geworden. De oprichting van D66 (reeds 44 jaar geleden), was daarin een belangrijke stap. Sindsdien is de mate van liberalisme (sociaal-economisch) en vrijzinnigheid (sociaal-cultureel) van partijen, steeds meer een op zichzelf staand continuüm geworden, dat min of meer naast de as links-rechts staat.

Het grote verschil is de richting van de redenering. In de rechtse variant van vrijzinnigheid / liberalisme begínt de redenering bij de zelfstandigheid van het individu. De gelijkheid van kansen tussen alle individuen - om zich sociaal-cultureel vrij te vechten, of om sociaal-economische wel te varen - wordt vóórondersteld. Elk individu wordt dan ook geacht in gelijke mate ‘eigen verantwoordelijkheid’ te kunnen nemen. Dat niet doen wordt gezien als een keuze. Bij de linkse variant éindigt de redenering juist bij die zelfstandigheid. De veronderstelling is dat niet iedereen gelijke kansen heeft, maar die wel zou moeten hebben. Het ontgroeien van vanaf de geboorte meegegeven achterstanden, individuele emancipatie en ‘empowerment’ zijn het doel van het beleid, waarbij van oudsher de nadruk ligt op onderwijs, maatschappelijke voorzieningen en een mobiliserend sociaal vangnet.

Deze tweede vorm kenmerkt GroenLinks, D66 en in mindere mate de PvdA*. Het is echter belangrijk om op te merken dat ook een significantie stroming binnen de VVD meer neigt naar het linkse liberalisme dan het rechtse. De meest bekende exponent van deze flank was de openlijk sociaal-liberale Hans Dijkstal, moge hij rusten in vrede. Maar ook de recent gekozen Jeannine Hennis geldt als ‘niet echt rechts’. En tot voor kort stond VVD-leider Mark Rutte zélf eveneens bekend om zijn sociale profiel. De conservatieve rechterflank van de VVD is de afgelopen jaren bovendien gedecimeerd door het vertrek van Wilders en Verdonk uit de partij, en van Kamp en Van Baalen naar verre oorden. 

Ergo
Ik concludeer dan ook dat de verschillen groot, maar niet onoverbrugbaar zijn. Zeker niet in het licht van de veel fundamentelere kloof met collectivistische en nationaal-georiënteerde partijen als SP en PVV. Alle vier de partijen in Paarsplus zijn internationaal georiënteerd, pro-EU en bereid tot hervormingen (al verschillen ze van mening over welke). De begrippen ‘links’ en ‘rechts’ zijn nog altijd relevant, maar staan daarentegen duidelijk niet meer op zichzelf. Op de overige assen van het veld zitten deze vier partijen potentieel dichter bij elkaar dan menigeen denkt. 

De enige echte vraag is in hoeverre zij erin zullen slagen om ook de beeldvorming in die richting te beïnvloeden. Vooral de VVD zal het daarbij moeilijk krijgen. Voor de Tweede Kamerverkiezingen heeft de VVD namelijk gekozen voor een strategie, gericht op het beperken van het verlies aan de nieuwe concurrenten op rechts. Dat heeft verschillende gevolgen. Enerzijds zal het de VVD worden nagedragen als blijkt hoe gemakkelijk zij kunnen schakelen naar een centraal-liberaal profiel. Daarvan zullen zij in 2014 wellicht de gevolgen ondervinden, alhoewel een succesvol kabinet Paarsplus onder VVD-leiding het beeld ook kan doen kantelen. Anderzijds heeft de VVD zich met deze strategie nadrukkelijk gepositioneerd tegenover de PvdA, waardoor zich een titanenstrijd kon ontspinnen. Daarnaast heeft het huidige rechtse profiel van de VVD het beeld geschapen dat zij heus met de PVV hadden willen regeren en dat het falen van die optie te wijten was aan het CDA en de PVV zelf. Bovendien verschaft het de VVD een sterke onderhandelingspositie, omdat zij ogenschijnlijk veel te verliezen hebben bij Paarsplus en daarom hoge eisen kunnen stellen. 

Diegenen die zich niet konden voorstellen dat de VVD in een Paarsplus avontuur zou stappen, moet zich bovenstaande realiseren en inzien dat de liberalen daarnaast weinig andere opties hebben. Nieuwe verkiezingen zouden zonder twijfel desastreus uitpakken. ‘Rechts’ zou 2012 niet hebben gehaald. ‘Midden’ kan niet zonder medewerking van de PvdA, die niet op zijn achterhoofd is gevallen. Alle andere opties kunnen getalsmatig niet of zijn idioot.

Kortom
Gelijk Oranje was en is Paarsplus altijd een grote kanshebber geweest. Gelijk Van Marwijk wist Mark Rutte dat al langer, maar heeft hij iedereen doen geloven dat het anders was. Inclusief de tegenstander. 

Goed gespeeld Bert. 
Goed gespeeld Mark.


Samir Bashara



* Sinds het opgaan van de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) in de PvdA (’46), kent deze partij een sociaal-liberale flank. In de tijd van Paars I en II kreeg op een bepaald moment het liberale zelfs de overhand ten opzichte van het sociale, gedecoreerd door het afschudden van ideologische veren door toenmalig PvdA-leider Wim Kok. Na enkele daverende verkiezingsnederlagen in het recente verleden kwam de PvdA terug op deze uitspraak.

zondag 6 juni 2010

Alcohol en ouderschap

Probleem
Nederlandse jongeren drinken steeds jonger, steeds vaker en steeds meer*. Onze jeugd behoort inmiddels zelfs tot de zwaarste drinkers van Europa. De laatste jaren groeit de aandacht voor dit onderwerp dan ook sterk. Die aandacht is logisch en terecht, de feiten spreken namelijk voor zich. Frequent en overvloedig alcoholgebruik is schadelijk voor kinderen en jongeren. Zij zijn kwetsbaarder voor alcoholschade dan volwassenen. De hersenen van een mens zijn tot ongeveer het 24e levensjaar in ontwikkeling. Onderzoek, onder andere van VU-hoogleraar neurobiologie Guus Smit, laat zien dat die ontwikkeling ernstig verstoord kan raken door overmatig alcoholgebruik.

Smit: “Hersengebieden waar alcohol op aangrijpt zijn die van het geheugencentrum (hypocampus, SB), genot- en emotiecentra, en de besluitvorming (prefrontale cortex, SB). Jongeren die overmatig drank gebruiken vertonen minder hersenactiviteit tijdens geheugentesten en reageren heftiger op alcoholreclames dan jongeren die geen alcohol gebruiken. Adolescenten vertonen slechte planning en besluitvorming, zijn weinig toegankelijk voor rationele argumenten en laten zich sterk leiden door emoties. Het puberbrein is nog niet af en dat is bepalend voor het eigen gedrag. Dit houdt in dat jongeren de gevolgen van beslissingen nog niet voldoende kunnen overzien. (...) Alcohol beïnvloedt de normale ontwikkeling van de hersenen en daarmee het nog te ontwikkelen volwassen gedrag."

Smit gaat hiermee in op de neurobiologische aspecten van jeugd en drinkgedrag. Daarnaast zijn er sociologische aspecten die van belang zijn als het over alcohol gaat.

Normaal
In een poging te voorkomen dat jongeren te veel drinken, worden er allerlei maatregelen genomen om de aanwezigheid van alcohol in de openbare ruimte zoveel mogelijk te beperken. Er gelden steeds strengere regels voor de verkoop ervan, er vinden steeds meer controles plaats op de handhaving van leeftijdsgrenzen, er worden steeds hogere accijnzen geheven op alcohol, enzovoort. Dit draagt allemaal bij aan het verminderen van alcoholgebruik door jongeren. De beschikbaarheid wordt beperkt, met als logisch gevolg dat het gebruik daalt.

De kern wordt er echter niet mee geraakt. Het grote probleem is namelijk dat veel jongeren het volstrekt normaal vinden om te drinken. Dit is ook niet zo gek, aangezien 85% van hun volwassen rolmodellen het doet. Chemisch gezien is alcohol vergelijkbaar met harddrugs. Sociaal gezien echter is het volkomen geaccepteerd dat regelmatig drinken ‘gewoon’ is en dat gezelligheid voor een groot deel afhankelijk is van de beschikbaarheid van alcohol. We zenden dat signaal onbewust uit. Iedere keer dat er op een verjaardag een flesje wijn opgaat. Iedere keer dat zoonlief de kantine inloopt waar men massaal aan het bier zit tijdens de derde helft. Iedere keer dat de juffen en meesters op schoolreisje een glaasje drinken, in het zicht van de leerlingen.
Kinderen nemen het gedrag van volwassenen waar, slaan het op en passen hun eigen gedrag erop aan. Naarmate zij ouder worden en hetzelfde type gedrag vaker waarnemen, gaan zij het zelf ook normaal vinden. In de sociale wetenschap noemt men dit een ‘socialisatieproces’: kinderen leren zich gaandeweg zó te gedragen dat zij in de groep passen. Als de groep vaak en veel drinkt, is het dus sociaal wenselijk dat óók te gaan doen. Dat hebben ze van jongs af aan geleerd en wordt bovendien op latere leeftijd bevestigd door hun collega-jongeren die hetzelfde leerproces hebben doorgemaakt. Als kinderen eenmaal de puber-leeftijd bereiken, worden groepsdruk en emoties zeer gedragsbepalend en is het pleit veelal beslecht.

Voorbeeld
Op basis van zijn inzichten pleit Smit ervoor om beleid en voorlichting vooral te richten op de omgeving van de jongeren in plaats van op jongeren zelf. Ik sluit mij daarbij aan. Onderwijs, (sport)verenigingen en overheden spelen daarbij een belangrijke rol. De vróegste waarnemingen van kinderen leggen echter de basis. Het is daarom van groot belang dat volwassenen zich juist in de buurt van jonge kinderen bewust zijn van de manier waarop ze met alcohol omgaan. Daarbij is de rol van ouders dus doorslaggevend. Een kind dat zijn ouders regelmatig ziet drinken (of roken, ruziemaken etc.) krijgt mee dat dit ‘gewoon’ is. De relevantie van het goede voorbeeld geven begint dan ook al als de kinderen klein zijn. Niet pas wanneer zij een leeftijd bereiken waarop alcoholgebruik voor hen zelf aan de orde komt. Kortom: volwassenen, drink zo min mogelijk in de buurt van (je) kinderen.
 
Opvoeding
Wanneer het kroost wat ouder wordt, verkeren veel ouders in de veronderstelling dat zij hun kinderen verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen wanneer ze hen thuis laten wennen aan alcohol. ‘Ze moeten het toch leren’, heet het dan, ‘en dan liever in de veilige omgeving van het ouderlijk huis.’ Maar, zo werkt het dus níet. Door op deze manier met alcohol om te gaan, wordt namelijk legitimiteit toegekend aan het gebruik ervan. Dit werkt drempelverlagend. Hoe vroeger kinderen hun eerste slokje proeven, hoe vroeger zij beginnen met echt drinken. Hoe eerder jongeren daarmee beginnen, hoe groter de kans op onomkeerbare schade. Zestien jaar is weliswaar de wettelijke grens voor wijn en bier, maar in feite hebben kinderen dan nog een slordige acht jaar te gaan in hun hersenontwikkeling. Ieder jaar dat het langer duurt voordat zij beginnen met drinken, is winst.

Ook blijkt dat in het geval van alcohol het stellen van duidelijke regels (ouderwets) een stuk beter werkt dan onderhandeling en debat (modern). Het mag niet. Klaar. Iedere twijfel, iedere nuance, ieder teken dat je er als ouder ‘eigenlijk ook wel enig begrip voor hebt’, levert eveneens legitimering op. Een duidelijk ouderlijk verbod op drinken (tot een bepaalde leeftijd) voorkomt heus niet dat jongeren op termijn tóch gaan drinken. Het verhoogt echter wel de drempel, omdat in het onderbewuste van het kind gebakken zit dat papa en mama het afkeuren. Daar zullen ze toch een reden voor hebben... Het moge duidelijk zijn dat een goede en ontspannen band met je kinderen hierbij bepalend is. Stelligheid werkt natuurlijk het best wanneer het niet te vaak wordt toegepast. Sowieso blijkt dat kinderen die een goede relatie hebben met hun ouders, later beginnen en in de regel minder drinken (vgl. o.a. Smit). Consequent zijn en duidelijke regels stellen is iets anders dan die regels niet uitleggen. Het is van belang dat wél te doen, omdat het de acceptatie van die regels sterk bevordert. Met andere woorden: een goed gesprek kan geen kwaad. Liefst bij een kopje thee.

Samir Bashara

* De laatste paar jaar is een lichte kentering waarneembaar in deze trend.


Meer lezen?


Bronnen:


Dit artikel verscheen eerder op online ouderschapsmagazine http://www.kiind.nl/.

dinsdag 27 april 2010

De schapen, ach de schapen


In een tijdsbestek van nog geen halfuur, werd Geert Wilders zondagavond in Zembla vergeleken met de Nazi’s én de oorlogsmisdadigers uit het Joegoslavië van begin jaren ’90. Ach, de schapen! Gezien de reacties op Twitter, was ik niet de enige die de aflevering tendentieus en dom vond. Twitteraars, van Femke Halsema tot Wouke van Scherrenburg, spraken zich uit.
Kees Driehuis (eindredacteurschaap van Zembla), lichtte een dag later op Radio 1 toe waarom hij de ophef niet begreep. ‘Wij zetten alleen de feiten op een rij en vergelijken deze met andere (historische) feiten’. Dit staat de redactie van Zembla uiteraard vrij. Intelligent is echter anders. Zij pleegt namelijk een Godwin. Essentie: in iedere discussie trekt uiteindelijk altijd wel iemand de vergelijking met de Nazi’s en die vergelijking leidt tot een automatische nederlaag in de discussie. Tot zover de geloofwaardigheid van Zembla.
Smakeloos 
Elke serieus te nemen historicus, socioloog of antropoloog, zal beamen dat dergelijke verwijzingen per definitie mank gaan. De door Zembla uitgebreid aan het woord gelaten Ton Zwaan, valt dan ook niet onder die categorie. Ik heb les gehad van ‘genocide-expert’ Zwaan. Dat waren interessante (politieke) verhandelingen van een man met zeer veel feitenkennis. Met wetenschap had het vaak echter weinig te maken. Zodra universitair docenten dingen gaan zeggen als: ‘Ik hoop dat ik kan helpen Milosevic onder de tram te krijgen waar hij wat mij betreft onder hoort.’, moet je de deur uitlopen en een goed boek gaan lezen. Je mag zoiets vinden, je mag zoiets zeggen, maar je mag het nooit verkopen als wetenschap. Het is een smakeloze vorm van opinie. Ditzelfde geldt voor de Godwin.

‘Maar’, hoor ik de schapen denken, ‘wat is er dan mis met een lekkere Godwin op zijn tijd?’  Nou.. Ten eerste komt hij voort uit een technische redeneerfout. Omdat de (sociaal-historische) context onvergelijkbaar is, is een vergelijking met willekeurig welk historisch fenomeen in beginsel al kortzichtig . Door te stellen dat iemands retoriek ‘doet denken aan…’, insinueer je dat de gevolgen ervan ‘ook wel eens…’. Daarmee wordt één element uit iemands discours gelicht, om een 1 op 1 vergelijking te kunnen maken met een ander (discutabel) discours. Maar doordat de verschillen achterwege worden gelaten, ontstaat een eenzijdig beeld. Zo is Wilders een verklaard liefhebber van Israël en ziet hij ‘Dé Joden’ als belangrijke medestander. Nu is het natuurlijk best denkbaar dat iemand een pro-Joodse variant op de Nazi-ideologie verzint, maar het voorbeeld laat wel zien dat belangrijke verschillen bij deze vergelijking achterwege worden gelaten. Bovendien kan uit de retoriek van vrijwel álle politici wel een analogie met dubieuze figuren worden gehaald.
Bovendien is het een retorisch trucje. Afgezien van de vraag of angst voor rassenrellen o.i.d. als gevolg van een verschijnsel als Wilders reëel is, vervuilt het de discussie. Zodra iemand een dergelijk predikaat opgeplakt krijgt, maakt het hem / haar namelijk inherent moreel discutabel. En aangezien die betiteling niet rechtstreeks voortkomt uit een inhoudelijk oordeel, maar veeleer uit een vergelijking met Het Grote Kwaad, betreft het dus een vorm van karaktermoord. Het is hetzelfde als elke linkse ideologie failliet verklaren, zijnde een exponent van Stalin ‘die toch 20 miljoen mensen heeft vermoord’.
Weerstand 
Daarnaast is het strategisch dom om op deze wijze de strijd aan te gaan met Wilders. Iedereen die hem volgt krijgt daarmee namelijk het stempel ‘Duitser in de jaren ’30’ opgedrukt. Veel mensen voelen aan dat dit niet deugt en gaan in de weerstand. Hen overkomt namelijk hetzelfde als ‘Dé Moslims’ in de retoriek van Wilders: ze worden op één hoop gegooid en volledig gedelegitimeerd in hun beweegredenen, maar een alternatief wordt hen niet geboden. Waar onze Geert vervolgens weer dankbaar op inspeelt. Door Wilders met zijn eigen wapens te bestrijden, versterkt men dus het effect van die wapens.

Wilders claimt zaken te ‘benoemen’. Zembla hanteert bij monde van Driehuis hetzelfde credo. Het punt is echter dat hier geen sprake is van het benoemen van de werkelijkheid, maar van het creëren ervan. Wilders, maar bijvoorbeeld ook PvdA-rechtsbuiten Jeroen Dijsselbloem, stimuleert een simplistische werkelijkheidsbeleving door te doen alsof ‘Dé Cultuurkloof’ ten grondslag ligt aan alle problemen in dit land. Zembla stimuleert de beleving dat Wilders(aanhang) fascistoïde is en derhalve dreigt een burgeroorlog te veroorzaken. Beide veronderstellingen zijn volstrekt bezijden de werkelijkheid, die toch uit iets meer facetten bestaat. Zembla draagt op de gekozen wijze dan ook niet bij aan de oplossing voor het probleem, maar is er een onderdeel van.
Aan de redactie van Zembla: Noblesse Oblige. U dicht uzelf de wijsheid toe om de Boze Tovenaar van Den Haag te kunnen ontmaskeren. Maar doe het dan wel goed. Het is niet  zo moeilijk op intelligente wijze te laten zien dat de PVV schadelijk is voor Nederland, dat 80% van haar eigen aanhang onder haar bewind zwaar benadeeld zou worden  en dat Wilders gebruikmaakt van aantoonbare ongerijmdheden in zijn retoriek. U doet nu echter hetzelfde.

Samir Bashara
Deze tekst verscheen eerder op http://www.dejaap.nl

vrijdag 23 april 2010

Perverse Solidariteit

Het was de rode draad van het GroenLinks-congres van zondag 18 april. Hier kreeg de kandidatenlijst zijn definitieve vorm en werd het geamendeerde verkiezingsprogramma vastgesteld. Het is een programma geworden dat radicaal breekt met al die merkwaardige tradities waarbij de logische richting van solidariteit wordt omgekeerd. De zogeheten ‘perverse solidariteit’.

H-woord
Zo durft GroenLinks het als enige partij aan de hypotheekrente aftrek af te bouwen naar nul (per 2040). U weet wel. Dat systeem waarbij je meer kunt aftrekken naarmate je meer verdient, waardoor van de twee eigenaren van een identieke woning, degene met het hoogste inkomen het grootste voordeel heeft. Deze vorm van aftrek was en is een idioot systeem dat absurd veel geld kost. Geld dat wordt opgebracht door álle belastingbetalers, waarbij de stelregel opgaat dat hoe minder je verdient, hoe meer je relatief betaalt. Het is natuurlijk bespottelijk dat er anno 2010 nog steeds politici rondlopen die dat verdedigen en nog serieus genomen worden ook. 
Tegenover de afschaffing van de aftrek, stelt GroenLinks een vrijstelling in de vermogensbelasting ter hoogte van de waarde van een gemiddeld huis. Daarnaast worden het eigen-woningforfait en de overdrachtsbelasting afgeschaft. Uiteindelijk betalen mensen dus geen belasting meer over een gemiddeld huis, maar ontvangen ze er ook geen subsidie meer op. Kortom, een systeem dat superieur is aan het huidige. Want niet pervers.

Studieheffing
Een ander voorbeeld is de vervanging van het huidige systeem van studiefinanciering en -lening, door de zgn. ‘studieheffing’ (onderdeel van een sowieso subliem hoofdstuk over onderwijs). In het huidige systeem betalen alle Nederlanders mee aan de gesubsidieerde studies van onze HBO-ers en WO-ers. Nu is het van algemeen belang dat mensen die het in zich hebben de kans krijgen te studeren, aangezien zij daardoor later een grotere (economische) bijdrage aan de samenleving kunnen leveren. Dit neemt echter niet weg dat wederom het sociaal-economisch zwakkere deel van de bevolking, flink bijdraagt aan de ontwikkelingskansen van (potentieel) beter-bedeelden. Bovendien kalft het draagvlak voor goede studieomstandigheden steeds verder af, omdat het huidige systeem zo buitengewoon duur is. 
Door dat systeem in te ruilen voor een (kleine) extra inkomensheffing voor mensen die hebben gestudeerd, slaat GroenLinks twee vliegen in één klap. Ten eerste wordt de bijdrage inkomensafhankelijk, waardoor diegenen die het meest geprofiteerd hebben van hun opleiding, ook het meest bijdragen aan de instandhouding van het systeem. Ten tweede wordt die bijdrage uitgesmeerd over het gehele leven, waardoor een relatief gering maandbedrag in totaal een veel grotere opbrengst oplevert. De studieheffing levert als systeem dus meer geld op, terwijl dat geld vooral wordt betrokken van diegenen die er het meeste voordeel van hebben gehad. Kortom, superieur want niet pervers.

AOW
En dan is er nog... de AOW, ach de AOW. In het huidige systeem waarbij iedereen op dezelfde leeftijd met pensioen mag, worden lager opgeleiden viervoudig benadeeld ten opzichte van hoger opgeleiden. Ten eerste beginnen zij gemiddeld een stuk jonger, waardoor zij langer moeten werken voordat zij AOW krijgen. Ten tweede doen zij vaak zwaarder werk, waardoor die jaren dubbel tellen. Ten derde betalen zij door die langere werkzame periode dus ook langer AOW-premie. Ten vierde gaan zij gemiddeld jonger dood, waardoor zij minder lang kunnen genieten van hun AOW. Tegelijkertijd bouwen ook diegenen die zelfgekozen thuis zitten omdat zij het zich (financieel) kunnen permitteren AOW op. Dit alles geldt bij een generiek 65, maar natuurlijk óók bij een generiek 67.
Het voorstel van GroenLinks is om de AOW te koppelen aan het aantal gewerkte jaren, met een bodem van 63. Wie 45 jaar heeft gewerkt mag met pensioen. Begin je dus op je 18e, dan mag je er met 63 uit. Iedereen die werkt, bouwt AOW op. Iedereen die om een goede reden niet werkt ook. Diegenen die wel kunnen werken, maar dat niet doen omdat ze over voldoende middelen beschikken, hebben het nakijken. GroenLinks koppelt dit plan overigens aan een nieuwe wet, te weten de Wet Investeren in Mensen (WIM). Iedereen die langer dan een jaar werkloos is, kan een participatiecontract met de gemeente sluiten tegen het minimumloon (hetgeen veel meer is dan de bijstand). Binnen dit geheel “worden mensen in staat gesteld om werken, leren en zorgen op een ontspannen manier te combineren”, zo heet het, waarbij hoger opgeleiden dus niet meer bevoordeeld worden ten opzichte van lager opgeleiden. Kortom, superieur want niet pervers.

Maar ondergetekende zou ondergetekende niet zijn als ondergetekende niet ook iets te zeiken had.

Vrouwen
Vergeleken bij GroenLinks, is het mythische Lesbos een motorclub. Een vorm van perverse solidariteit die wij helaas nog niet voorbij gegroeid zijn, betreft de buitensporige vorm ervan bij de GroenLinkse vrouwen onderling. Sinds afgelopen zondag doet zich zelfs het historische fenomeen voor dat de topdrie voor tweederde en de topzes zelfs voor 83% uit vrouwen bestaat. Natuurlijk in beginsel niets op tegen. Behalve wanneer het vrouw-zijn daarvoor de doorslaggevende factor is geweest. En daar leek het wel op. Door het systeem waarvoor zondag was gekozen, moest voor iedere plaats een tweede stemronde worden gehouden. In zo’n tweede ronde lukte het alleen Tofik Dibi om het in een rechtstreeks gevecht te winnen van zijn vrouwelijke tegenstrever. In bijna alle andere gevallen ging de meerderheid (dus ook een deel van de mannen) bij 1 tegen 1 als automatisch voor de vrouw. Voor de helderheid: het waren stuk voor stuk uitermate competente dames. Maar kijkend naar de huidige lijst zou men vermoeden dat de voorhanden zijnde mannen massaal melaats waren, o.i.d.
Uiteraard vormen vrouwen in de boze buitenwereld nog altijd de machtsarme helft van de bevolking, hetgeen ‘stemmen op de hoogste vrouw’ tot begrijpelijk (hoewel nog altijd stompzinnig) verschijnsel maakt. Binnen GroenLinks echter, zou je momenteel wel kunnen spreken van een heel ietsiepietsie klein beetje overcompensatie. Het resultaat van het middel (stemmen op vrouwen) is in dit geval identiek aan de kwaal (ongelijkheid tussen seksen). En op die manier verandert er natuurlijk nooit niets. Een écht geëmancipeerde ziel dénkt niet meer in termen van sekse. Een écht geëmancipeerde partij zou dat dus ook niet moeten doen. Het is uiteindelijk een achterhaalde grondhouding die ongelijkheid in stand houdt. Ja Kathelijne, ik heb het tegen jou. ;-) 

Het was een verademing om een (vrouwelijk) Dwarslid het podium te zien bestijgen ter verdediging van een motie die zich uitsprak tégen vrouwenquota. Zij legde uit dat zij zich dood zou schamen wanneer haar bestuursfunctie binnen Dwars was voortgekomen uit haar vrouw-zijn. Een quota-vrije wereld is een wereld waarin vrouwen zichzelf geen stigma’s opplakken. Kortom, superieur want niet pervers. Helaas werd de motie afgestemd. Te veel vrouwen. En dat zeg ik niet snel.

Samir Bashara


Ps.

Jaap Dirkmaat
Er is nóg een vorm van perverse solidariteit. Namelijk die vorm waarbij een individu willens en wetens zijn eigen belang schaadt. Jaap Dirkmaat presteerde dit zondag op grandioze wijze. Keer op keer legde hij het net af tegen één of twee andere kandidaten, waarop hij zich, zoals van te voren aangekondigd, terugtrok vanaf plaats acht. Die achtste plaats zou hij vrijwel zeker hebben behaald, dat kon je zien aan de ontwikkeling in zijn resultaten. Als GroenLinks op 9 juni minder dan acht zetels haalt, eet ik iemands schoen op (ik heb de mijne nog nodig). Jaap Dirkmaat is dus het slachtoffer geworden van het systeem Jaap Dirkmaat. En da’s niet superieur.

vrijdag 26 maart 2010

Stof

In de vervuilde (Nederlandse) discussie m.b.t. geloof - meestal Islam - is het tegenwoordig moeilijk om nog een genuanceerd standpunt in te nemen. Althans, in de beleving van anderen. Óf je bent een Jihadknuffelaar, óf je bent een Wilderiaan.  Die tijdgeest hebben we geërfd van GWB: ‘u bent voor ons, of u bent voor de terroristen’. Vertaling: u bent dom, of u bent dom.
Mijn vorige blogpost deed enig stof opwaaien. Geheel tegen de tijdgeest in, hink ik op twee gedachten.

Enerzijds.
Ik verbaas mij over het feit dat religie en alles wat ermee samenhangt, anno 2010 kennelijk nog steeds een onaanraakbare status geniet. De gevoeligheden ten aanzien ervan blijken nog altijd zó sterk, dat iedere kwinkslag als doodernstige belediging wordt opgevat, zelfs wanneer er slechts sprake is van een ironische analogie in een tekst die verder over iets geheel anders gaat. De gedachte die in eerste reflex bij mij opkwam, bevatte onder andere de begrippen ‘jaren ’50’, ‘spruitjes’ en ‘lucht’. (Dit is een grápje!)

Ik beschouw religie als een thema dat stof biedt tot discussie, (zelf)studie en, ja, humor. Ik zie het als één van de verworvenheden van de vrije, moderne samenleving dat het zich in die zin niet onderscheidt van ongeacht welke andere overtuiging, inclusief kledingsmaak. (Dit is een grápje!) Er mag over gepraat worden, óók kritisch en óók satirisch, zolang het maar met respect gebeurt. En dan is er een fundamenteel verschil tussen respecteren en ontzien. Ontzien is in feite zelfs een vorm van disrespect, omdat het impliceert dat het subject niet in staat zou zijn voor zichzelf op te komen of kritiek wellicht te negeren. Terwijl: als iemand zich gesterkt weet door Rugdekking, dan is het toch wel de gelovige... (Dit is een grápje!)

Anderzijds.
Ik kijk naar levensbeschouwing vanuit de derde persoon en beschouw het als sociaal verschijnsel. Oftewel, vanuit een objectiverend perspectief. Dat is namelijk in mijn beleving de enige manier waarop je als mens in staat bent tot een (zelf)kritische beschouwing. Ik verwacht daarom ook van anderen dat zij te allen tijde bereid zijn om levensbeschouwing te bezien vanuit diezelfde derde persoon. Juist wanneer het hun éigen overtuiging betreft.

Tegelijkertijd realiseer ik mij dat ik daarmee niet helemaal eerlijk ben. Bovenstaande verwachting is namelijk niet waardeneutraal, maar op zichzelf óók levensbeschouwelijk. Voor iemand die zijn overtuiging als Waarheid beschouwt, is die waarheid onlosmakelijk verbonden met zijn eigen ‘zijn’. In mijn visie is ‘overtuiging’ een sociaal verschijnsel dat los moet worden gezien van de essentie van personen. Maar door die visie ook van anderen te eisen blijk ik zelf, o ironie, niet in staat mij volledig los te maken van mijn eigen levensbeschouwing. Ik constateer dan ook een dun laagje boter op mijn hoofd. Stof tot nadenken.

Duidelijk is in elk geval dat het middel ‘humor‘ niet altijd zijn doel dient. Humor haalt gewoonlijk de angel eruit, doordat het zaken relativeert en minder zwaar maakt. In het geval van geloof is de relativering echter juist precies datgene wat het stof doet opwaaien. Humor wordt dan provocatie. Moet dat kunnen? Volmondig ja! Voegt het altijd iets toe? Nee, dat blijkt wel. En een middel dat zijn doel voorbijschiet omdat het de aandacht afleidt, moet je niet toepassen. Daar toch in volharden, maakt de provocatie tot doel op zich. En dat is dom.

En domheid is een menselijke vergissing die ik nog wel eens zal begaan. Want stof ben ik en tot stof zal ik wederkeren. (Dit is een grápje!)

Samir Bashara

zondag 21 maart 2010

Nieuwe Politiek en de kunst van de loophole

Raadsleden die de eed afleggen, i.p.v. de belofte, beloven niets. Dat viel mij anderhalve week geleden op bij mijn installatie als raadslid. De resultante van het joods-christelijke mensbeeld (memento mori, erfzonde en inherente slechtheid), komt op fenomenale wijze terug in de formulering van de eed. Waar de seculiere belofte-afleggers eenvoudigweg Verklaren en Beloven zich te committeren aan de ervóór genoemde spelregels, houden de zweerders een slag om de arm: ‘...zo waarlijk helpe mij God almachtig.’. Oftewel: ik beloof niets, zal mijn best doen, maar heb daarbij wel de hulp van de schepper nodig. En die heeft het, naar het schijnt, erg druk.
Bij politici moet je altijd letten op de precieze formulering. Geen nieuws. Een beetje politicus zorgt voor een loophole, een escape, een mits of een tenzij. De ironie is dat juist de proponenten van de Nieuwe Politiek en de recht-door-zee-heid, zich hieraan het meest schuldig maken. In hun aanvallen op de gevestigde orde, doen zij vaak toezeggingen aan De Kiezer die zij onmogelijk gestand kunnen doen.
Zo ook in Hoorn, waar de Nieuwe Politiek een grandioze overwinning heeft geboekt. Dat de opgetelde verkiezingsbeloften van de partijen in kwestie financieel, organisatorisch én juridisch onhaalbaar zijn, heeft De Kiezer niet weerhouden van zijn massale stem. Is het De Kiezer kwalijk te nemen dat hij viel voor de charmes van VVD, VOC Hoorn (VVD-afsplitsing) en Fractie Tonnaer (PvdA-afsplitsing)? Nee. De essentie van de vertegenwoordigende democratie is namelijk dat mandaat wordt verstrekt aan politici, om namens die Kiezer te besturen. Daarbij mag oprechtheid en deskundigheid worden vóórondersteld. Het is dan ook een grote misvatting dat steun voor populisten voortkomt uit wantrouwen jegens De Politiek. Zij komt juist voort uit vertrouwen. Vertrouwen in het woord van het smaldeel dat zegt het allemaal ‘anders’ te gaan doen.
Het meest prominente woord dat de genoemde partijen in de aanloop naar 3 maart gaven, was het per direct terugdraaien van het zgn. Urker sluituur. Negen gemeenten in onze regio hebben in hun strijd tegen het immense alcoholmisbruik onder de Westfriese jeugd, het onzalige plan opgevat om alle kroegen vanaf 00:00 uur hun deuren te laten sluiten. Je mag er daarna uit, maar niet meer in. GroenLinks was tegen dit onderdeel van het regio-plan, maar het werd toch aangenomen. Onder andere dankzij unanieme steun van de VVD.
Een jaar later / drie maanden vóór de verkiezingen, draaide de VVD 180 graden, om samen met de rest van de oppositie goede sier te maken en stelling te nemen tégen het sluituur. Luttele weken vóór de implementatie moest de maatregel alsnog worden teruggedraaid en wel PER DIRECT. Dat hiermee het hele akkoord -met nog negen andere punten- zou zijn opgeblazen, Hoorn ruzie zou hebben gekregen met alle buurgemeenten, onze burgemeester zou hebben moeten opstappen en het daarmee dus gewoon onbehoorlijk bestuur zou zijn geweest, deed niet ter zake.
Afijn. De VVD won de verkiezingen, met sterke groei van de populistische partijen in zijn kielzog. Nog tijdens de onderhandelingen zijn de terugtrekkende bewegingen waarneembaar. Bij VVD-leider Wim van Hilten werd ‘zo snel mogelijk’ ineens ‘1 juli, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren, wellicht daardoor pas 1 december’. Oftewel, precies de standpunten die GroenLinks al vóór de verkiezingen verkondigde. Wijsheid kent geen tijd.
Het valt de VVD natuurlijk te prijzen dat het de realiteit onder ogen ziet en Hoorn niet nodeloos beschadigt. Iets minder chique is het feit dat diezelfde VVD De Kiezer heeft geringeloord door willens en wetens een ‘daadkrachtiger’ indruk te wekken. Ik spreek bewust van 'indruk wekken', want gelogen heeft de VVD natuurlijk niet. De loophole ‘zo snel mogelijk’, impliceert namelijk afhankelijkheid van externe factoren. Van Hilten legde op 11 maart dan ook de eed af en niet de belofte.

Chapeau voor een gehaaide politieke streek. Ik vraag me wel af hoe leuk De Kiezer het zal vinden en ben zeer benieuwd naar de reacties. Kan het nog warm worden in Hoorn... 
Zo waarlijk helpe Wim, God almachtig.
Samir Bashara