vrijdag 26 maart 2010

Stof

In de vervuilde (Nederlandse) discussie m.b.t. geloof - meestal Islam - is het tegenwoordig moeilijk om nog een genuanceerd standpunt in te nemen. Althans, in de beleving van anderen. Óf je bent een Jihadknuffelaar, óf je bent een Wilderiaan.  Die tijdgeest hebben we geërfd van GWB: ‘u bent voor ons, of u bent voor de terroristen’. Vertaling: u bent dom, of u bent dom.
Mijn vorige blogpost deed enig stof opwaaien. Geheel tegen de tijdgeest in, hink ik op twee gedachten.

Enerzijds.
Ik verbaas mij over het feit dat religie en alles wat ermee samenhangt, anno 2010 kennelijk nog steeds een onaanraakbare status geniet. De gevoeligheden ten aanzien ervan blijken nog altijd zó sterk, dat iedere kwinkslag als doodernstige belediging wordt opgevat, zelfs wanneer er slechts sprake is van een ironische analogie in een tekst die verder over iets geheel anders gaat. De gedachte die in eerste reflex bij mij opkwam, bevatte onder andere de begrippen ‘jaren ’50’, ‘spruitjes’ en ‘lucht’. (Dit is een grápje!)

Ik beschouw religie als een thema dat stof biedt tot discussie, (zelf)studie en, ja, humor. Ik zie het als één van de verworvenheden van de vrije, moderne samenleving dat het zich in die zin niet onderscheidt van ongeacht welke andere overtuiging, inclusief kledingsmaak. (Dit is een grápje!) Er mag over gepraat worden, óók kritisch en óók satirisch, zolang het maar met respect gebeurt. En dan is er een fundamenteel verschil tussen respecteren en ontzien. Ontzien is in feite zelfs een vorm van disrespect, omdat het impliceert dat het subject niet in staat zou zijn voor zichzelf op te komen of kritiek wellicht te negeren. Terwijl: als iemand zich gesterkt weet door Rugdekking, dan is het toch wel de gelovige... (Dit is een grápje!)

Anderzijds.
Ik kijk naar levensbeschouwing vanuit de derde persoon en beschouw het als sociaal verschijnsel. Oftewel, vanuit een objectiverend perspectief. Dat is namelijk in mijn beleving de enige manier waarop je als mens in staat bent tot een (zelf)kritische beschouwing. Ik verwacht daarom ook van anderen dat zij te allen tijde bereid zijn om levensbeschouwing te bezien vanuit diezelfde derde persoon. Juist wanneer het hun éigen overtuiging betreft.

Tegelijkertijd realiseer ik mij dat ik daarmee niet helemaal eerlijk ben. Bovenstaande verwachting is namelijk niet waardeneutraal, maar op zichzelf óók levensbeschouwelijk. Voor iemand die zijn overtuiging als Waarheid beschouwt, is die waarheid onlosmakelijk verbonden met zijn eigen ‘zijn’. In mijn visie is ‘overtuiging’ een sociaal verschijnsel dat los moet worden gezien van de essentie van personen. Maar door die visie ook van anderen te eisen blijk ik zelf, o ironie, niet in staat mij volledig los te maken van mijn eigen levensbeschouwing. Ik constateer dan ook een dun laagje boter op mijn hoofd. Stof tot nadenken.

Duidelijk is in elk geval dat het middel ‘humor‘ niet altijd zijn doel dient. Humor haalt gewoonlijk de angel eruit, doordat het zaken relativeert en minder zwaar maakt. In het geval van geloof is de relativering echter juist precies datgene wat het stof doet opwaaien. Humor wordt dan provocatie. Moet dat kunnen? Volmondig ja! Voegt het altijd iets toe? Nee, dat blijkt wel. En een middel dat zijn doel voorbijschiet omdat het de aandacht afleidt, moet je niet toepassen. Daar toch in volharden, maakt de provocatie tot doel op zich. En dat is dom.

En domheid is een menselijke vergissing die ik nog wel eens zal begaan. Want stof ben ik en tot stof zal ik wederkeren. (Dit is een grápje!)

Samir Bashara

Geen opmerkingen:

Een reactie posten