maandag 23 september 2013

Reactie op Ralf Bodeliers essay ‘Biologisch eten is goed fout’, Trouw 22 september

Reactie op Ralf Bodeliers essay ‘Biologisch eten is goed fout’, Trouw 22 september

In de Trouw van 22 september jl. betoogt theoloog / filosoof Ralf Bodelier dat de producenten en consumenten van biologisch voedsel in werkelijkheid niet bijdragen aan de betere wereld waarop zij gericht zijn. Hun kennis en hun motieven zouden tekortschieten en hun wantrouwen tegen massa-producerende multinationals zou ongefundeerd zijn.

Het is een betoog van een soort dat we rondom deze materie helaas te vaak tegenkomen: eenzijdig, tendentieus en zo geschreven dat het de discussie voornamelijk vertroebelt.  Deze stijl van betogen wordt vaak bewust gekozen door de penvoerders van belangengroepen (zowel pro als contra), omdat zij báát hebben bij die vertroebeling. Ervan uitgaande dat Bodelier onafhankelijk is en zijn verhandeling vanuit oprechte intenties heeft geschreven, is zijn gekozen stijl des te storender aangezien die op geen enkele wijze bijdraagt aan een constructief debat.

Zijn verhaal geeft een verkeerde voorstelling van zaken en gaat volledig voorbij aan de essentie van verantwoord (willen) consumeren en produceren.

Voorstelling van zaken
Bodelier schetst een tegenstelling van enerzijds irrationele en naïeve bio-boeren en –burgers, en anderzijds grootschalige, efficiënte en goed gecontroleerde voedselproducenten die onze enige kans vormen op afdoende voedselproductie. Biologische landbouw heeft een lagere productieopbrengst en is duurder. Daarom zou het uitgangpunt van biologische landbouw de strijd tegen wereldwijde armoede in de weg staan. De consumenten van biologisch voedsel zouden bange burgers zijn die zich in hun moestuintjes vooral willen isoleren van een chaotische werkelijkheid die zij niet aankunnen. Of ‘stedelijke elites’ die daarnaast ook ‘voor de multiculturele samenleving’ zijn en zonder aanleiding hun overheid wantrouwen. Mensen, kortom, die vooral met zichzelf bezig zijn, zonder daarbij rekenschap te geven van de gevolgen op wereldschaal.

Mijn beeld als politicus en als bewuste consument is anders.

Het voedselsysteem
Ons wereldwijde voedselsysteem is ingericht op winstmaximalisatie en kostenefficiëntie op de korte termijn, oftewel: zoveel mogelijk produceren in zo min mogelijk tijd om zo hoog mogelijke winsten te behalen. Zo’n systeem werkt aan de aanbodzijde uitbuiting van zowel menselijke als natuurlijke bronnen in de hand. Het door Bodelier geconstateerde wantrouwen van consumenten is niet zo gek, aangezien keer op keer blijkt dat bij productiemethoden die volledig gericht zijn op kostenefficiëntie, veelal voorbij wordt gegaan aan overige maatschappelijke waarden. Gevolg is massale uitbuiting van mensen en dieren, gifstoffen die in het milieu terecht komen, antibioticagebruik dat steeds resistentere bacteriën veroorzaakt, constant gesjoemel met producten (zie paardenrundvlees), enzovoort. Anders dan Bodelier het voorstelt, zijn het juist de armeren van de wereld  die hier primair het slachtoffer van worden.

Door de kunstmatig lage prijzen die dit systeem genereert, is er bovendien een enorme overstrekking ontstaan aan de vraagzijde. De consument is inmiddels bijna overal ter wereld gewend geraakt het hele jaar door producten van overal ter wereld te kunnen aanschaffen, tegen dumpprijzen. En inderdaad, aan dát vraagniveau kan nooit wereldwijd worden voldaan met volledig sociaal en ecologische verantwoorde productiemethoden.

De kern van de zaak
De ironie is natuurlijk dat juist dit massale aanbod van veel te laaggeprijsde producten dat vraagniveau in stand houdt en steeds verder over de wereld doet verbreiden. En laat dat nu precies zijn waar de consumenten en producenten van ‘eerlijker’ producten trachten een kentering in te weeg te brengen. Steeds meer mensen realiseren zich dat het systeem van voedselproductie en –consumptie een té zware wissel trekt op de wereld. Zowel op mensniveau als op milieuniveau. Zij hebben wel degelijk de oprechte intentie een positieve bijdrage te leveren aan verandering, door bewuster boodschappen te doen. Biologisch, fairtrade, enzovoort. Zij hebben per individu slechts die beperkte invloed en doen wat ze kunnen. Door producten te kopen tegen een reële prijs, van producenten die oprecht de intentie hebben om hun producten op een verantwoorde wijze tot stand te brengen, probeert men een bres te slaan in een voedselsysteem dat onhoudbaar is. De essentie van wat deze groep drijft, is het doel om zo mens-, dier-, natuur- en milieuvriendelijk mógelijk te produceren en consumeren. Dat is iets wat per definitie haalbaar is.

Het zou heel goed kunnen dat wat momenteel verstaan wordt onder ecologisch en sociaal verantwoord (inclusief alle bijbehorende keurmerken en criterialijstjes), dan niet houdbaar blijkt. Je kunt constateren dat met de beste intenties soms toch dingen anders uitpakken, of niet werken. Het is terecht en ook wenselijk om dáár kritiek op te leveren. Van die fouten kan en moet je leren, om vervolgens te verbeteren.

Intentie
Maar de onderliggende intentie van diegenen die Bodelier aanvalt, is wel het enige uitgangspunt waar op de langere termijn het verschil mee kan worden gemaakt. Die intentie in zijn geheel wegzetten als irrationeel en kortzichtig, draagt aan niets anders bij dan cynisme en verlamming van oprechte pogingen een serieus probleem het hoofd te bieden.

Het feit dat de westerse wereld jaarlijks miljoenen tonnen aan bruikbaar voedsel wegflikkert, bewijst dat ‘tekort’ een nogal relatief begrip is en het niet zozeer de vraag is óf er genoeg voedsel is, als meer waar het zich bevindt en wat men ermee doet. De werkelijke tegenstelling is die tussen de categorie mensen die zich dat realiseert en er wat aan wil doen, en diegenen waar dat niet voor geldt. Het soort artikelen als dat van Bodelier belemmert de eerste groep en is voornamelijk in het belang van een handvol wereldwijd opererende bedrijven die het niet zo nauw neemt met de toekomst.


Samir Bashara

Fractievoorzitter GroenLinks Hoorn
Cultuursocioloog

vrijdag 31 mei 2013

Brief aan de koning


Hoorn, 14 mei 2013


Geachte koning, beste Willem-Alexander,

Vooreerst van harte gefeliciteerd met uw kroning. Het ambt lijkt u goed te staan en het feit dat u een verlicht koningschap ambieert, verblijdt mij en mijn fractiegenoten.  Een blijdschap die overigens, net als deze brief, geheel losstaat van onze variërende ideeën over de monarchie. Die discussie is voor een ander moment en een andere plaats. Ik schrijf u vanwege het dilemma dat het voorgenomen bezoek van u en uw koningin aan onze mooie stad Hoorn (op 14 juni a.s.) ons heeft opgeleverd en om u deelgenoot te kunnen maken van onze uiteindelijke afweging.

Aan de ene kant beschouwen wij het als heugelijk feit, koning. Hoorn is een bijzondere stad, die met haar cultuurgeschiedenis en haar ligging en relatie aan het water ook nog eens buitengewoon goed aansluit bij uw interesses en expertise. Een stad ook die gastvrij is en haar bezoekers in de regel allermeest hartelijk ontvangt. Ik gun u dat bezoek, zoals ik het ook de Horinezen en Westfriezen gun die ernaar uitkijken. Een volk dat weliswaar door de geschiedenis heen niet al te zeer is uitgeblonken in Oranjegezindheid, maar vandaag de dag een onmiskenbare gemoedelijkheid koestert jegens u en uw naasten. Getuige onder meer de vele vreugdevolle oranje-taferelen gedurende de laatste Koninginnedag die onze stad kende.

Aan de andere kant stelt één en ander ons ook voor een probleem. Uw bezoek kost onze gemeente namelijk €80.000. Voor een bezoek met een duur van welgeteld 20 minuten...

Ter illustratie, koning: het totále bedrag dat onze inwoners dit jaar aan subsidie kunnen aanvragen voor energiebesparende maatregelen aan huis (zoals zonnepanelen, vloer-, dak- en muurisolatie, laagtemperatuur verwarming, zonneboilers, enzovoort) betreft €70.000. Een bedrag dat vergelijkbaar is met het voorgenomen plafond voor een heel jaar aan amateurkunst- en cultuurinitiatieven in Hoorn (een 'pot' van €75.000). €80.000 is een bedrag dat gelijkstaat aan 2,5 bruto modaal jaarsalaris, maar bijvoorbeeld ook aan bijna 2.000 uur van de thuiszorg waarop momenteel zo hardhandig wordt bezuinigd in het licht van de crisis. 

Een kleine bloemlezing, koning. Het zijn moeilijke tijden.

Vanavond zal ons als gemeenteraad worden gevraagd in te stemmen met het geraamde kostenplaatje voor uw bezoek. Een bezoek dat wij in de basis toejuichen, want u bent wat ons betreft meer dan hartelijk welkom. Maar €80.000 besteden aan een bezoek van 20 minuten, staat gewoon in geen verhouding tot de maatschappelijke uitdagingen waarmee wij momenteel geconfronteerd worden. Zo'n besluit kunnen wij ónze kiezers en achterban eenvoudigweg niet uitleggen. Ik hoop dat u het ons dan ook niet euvel duidt wanneer wij vanavond tegen dit besluit zullen stemmen. Het is niets persoonlijk. 


Met welgemeende hoogachting en alle vriendelijks,

Samir Bashara
Fractievoorzitter GroenLinks

maandag 14 januari 2013

Over vogeltjes en de sociaaldemocratie.


Niet zo lang geleden was ik in de gemeenteraad van Hoorn druk doende een tij te keren. Ten minste, zoveel was de bedoeling. Eén en ander bleek echter, naar opvatting van de coalitie, een gedane zaak. De raad had in een eerder stadium ingestemd met bepaalde voorbereidingsbesluiten en zodoende, aldus een zekere collega, “het vogeltje over het touwtje laten springen”…

Als beelddenker deed het horen van deze uitdrukking direct een merkwaardig tafereel aan mijn geestesoog voorbijtrekken, mij in eerste instantie geïntrigeerd achterlatend met de vraag waarom een vogeltje zich in vredesnaam springend over een touwtje zou begeven. Direct gevolgd door de kwestie ‘waarom een touwtje?’, daar deze vermoedelijk als hoogtemeter bedoelde afbakening voor een vliegend schepsel toch slechts van zeer relatieve betekenis kan zijn. Voorts daalde pas het besef in van de overdrachtelijke bedoeling die mijn zekere collega had met deze zo zorgvuldige voorbereide toepassing van onderhavig, vogel-gerelateerd spreekwoord.

Dank je de koekoek, dacht ik. En: dat kan ik beter.

*

Beste sociaaldemocraat,

U kent mij, vermoedelijk, niet. Mijn naam is Samir Bashara, fractievoorzitter van GroenLinks Hoorn. GroenLinks is die partij waarvan de fractie in de gemeenteraad van Hoorn evenveel zetels bezet als de landelijke fractie in Den Haag. Niet getreurd; één bonte kraai maakt nog geen winter. God verhoede vooral dat diezelfde verhoudingen ooit voor de Partij van de Arbeid gaan gelden. En ja, die klopt twee kanten op.

Niet dat ik u overigens minder dan alle goeds gun. GroenLinks en de Partij van de Arbeid trekken in Hoorn soepel en effectief met elkaar op. Wij staan in de meeste dossiers zij aan zij en delen dezelfde verontwaardiging wanneer dure vogeltjes bruusk over touwtjes worden gejaagd, terwijl dat ten koste gaat van het sociaal domein. Wij halen daarin, zo durf ik te stellen, een niveau dat als voorbeeld kan dienen van de wijdverbreide wens tot linkse samenwerking. Ik ben zelfs een GroenLinkser van de categorie die mogelijkheden ziet voor een brede vrijzinnig-linkse beweging waar onze beide partijen in de verdere toekomst in zouden kunnen opgaan.

Onder de huidige omstandigheden zie ik het er evenwel voorlopig niet van komen, en dat zal zo blijven zolang de sociaaldemocratie zichzelf als de norm blijft beschouwen in een wereld waarin zij in feite geschiedenis is. Dit ga ik uitleggen.

Doordat de sociaaldemocratie haar fundamentele kritiek op de essentie van het kapitalisme al in de eerste helft van de twintigste eeuw liet varen, raakte het ideaal van emancipatie van de onderklasse al gauw gereduceerd tot een primair materiele aangelegenheid. Die emancipatie vergde niet langer de overvleugeling van het stelsel; zij ging er onderdeel van uitmaken en moest tot uitdrukking komen in de mogelijkheid tot accumulatie van bezit voor elke burger, door een eerlijke verdeling van de economische groei. Een doel dat halverwege de jaren ’70 feitelijk was bereikt.

Sindsdien, beste sociaaldemocraat, schiet uw beweging geen hoofdvogels meer.

Na de oliecrises die voor het eerst een kentering veroorzaakte in de economische groei, bleek al gauw dat de sociaaldemocratie een enorme middenklasse van kleine, aan groei verslaafde kapitalistjes had gecreëerd. Morrende kapitalistjes, die in materiële zin vooral iets te verliezen hadden en waarvoor solidariteit derhalve meer en meer een bedreiging werd. Kapitalistjes, kortom, die in essentie geen sociaaldemocraat meer waren. Het vogeltje was gevlogen.

Al in het begin van de jaren tachtig landde bij bepaalde partijideologen het besef dat het tevreden houden van de eigen achterban op de lange termijn per definitie onmogelijk zou zijn, zolang dat zich moest blijven voltrekken volgens het economische groeibeginsel van de midden-twintigste eeuw. Zij concludeerden dat de ideologie zichzelf radicaal moest vernieuwen, of overbodig zou worden. De gevestigde orde echter, koos voor een strategie van struisvogelpolitiek en sloeg de Derde Weg in. Een weg die de economische groei niet minder, maar juist nog méér als uitgangspunt nam. Ik citeer twee passages van de Wikipedia-pagina aangaande de Derde Weg:

Een belangrijk kenmerk van de ideologie is een positieve waardering van het marktmechanisme. Ook wordt de nadruk gelegd op persoonlijke verantwoordelijkheid. Volgens deze ideologie dient de overheid zo min mogelijk actief in te grijpen in de maatschappij. (…) Burgers worden in de visie van de Derde Weg geacht eerst zelf hun problemen te proberen op te lossen, alvorens de overheid aan te spreken.

Het vogeltje had zijn ideologische veren afgeschud.

Sinds deze weg werd ingeslagen, is er op een basaal ideologisch niveau bijna geen zichtbaar onderscheid meer tussen de sociaaldemocratie en de ideologieën van de andere grote partijen van Nederland, waaronder zelfs de VVD. Allemaal delen zij een twintigste-eeuwse, modernistisch-materialistische welvaartsconceptie, inclusief het bijbehorend instrumentarium. De ogenschijnlijke verschillen tussen de traditionele vier (inclusief D66) zijn sinds de jaren negentig goeddeels cosmetisch. Elke koekoek roept z'n eigen naam, maar het zijn vogels van enerlei veren en als de hemel valt, zijn alle mussen dood.

Wat ooit begon als allround emancipatie-ideologie, over de spreiding van kennis, macht en inkomen, met de zelfredzame burger als einddoel en de kroon op het werk, was verworden tot een economisch-reductionistische confectie-ideologie die de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid, gelijk het liberalisme en het confessionalisme, simpelweg vóóronderstelde. De kip met de gouden eieren is geslacht, de bijt zijn vreemde eend kwijt.

Anno 2013 wordt in uw kringen nog steeds zeer welgemeende lippendienst bewezen aan de uitgangspunten van solidariteit en gelijkheid, maar is de fundamentele ideologie waarop één en ander steunt, verwaterd tot de volgende, tekenende definitie. Ik citeer wederom Wikipedia:

Sociaaldemocratie is de aanduiding voor een politieke beweging die op democratische wijze binnen de bestaande maatschappelijke orde een sociale wetgeving op grond van min of meer egalitaire beginselen voorstaat.

Tsja, met zo’n definitie is elk schot een eendvogel.

Begrijpt u mij niet verkeerd, beste sociaaldemocraat, als personen delen u en ik zonder twijfel grofweg hetzelfde maatschappijideaal. U vaart daarbij echter op een ideologie die door haar modernistische, primair economie-georiënteerde benadering, in essentie haar eigen achterban heeft opgeheven. Die uitsluitend in economische zin geëmancipeerde burger wil namelijk geen progressie meer, maar slechts voortdurende zekerheid, stabiliteit, belangenbescherming en voortgaande groei. Zaken die u en ik in de 21e eeuw niet langer te bieden zullen hebben. De houdbaarheidsdatum van dat model is domweg verstreken.

Het is tijd voor een stap naar een meer postmodernistische, 21e-eeuwse versie van het linkse gedachtegoed. Een versie die weer durft te draaien om fundamentele menselijke waarden als vrijheid, gelijkheid en solidariteit, zónder daarbij uitsluitend de focus op economische vooruitgang te leggen. Die durft uit te gaan van 0% groei. Die durft te zeggen dat sommige zekerheden van gevestigden de onzekerheden zijn van buitenstaanders. En dat dat helemaal niet eerlijk is. Niet solidair. Niet links.
Wij moeten in de volle breedte van het linkse spectrum het lef hebben om van achter de burger vandaan te komen en weer voor haar uit te durven gaan lopen. Haar niet meer naar de mond praten. Haar niet meer het rad voor ogen draaien dat alles kan blijven zoals het was, kan blijven groeien zoals het groeide, omdat dat systeem eenvoudigweg topzwaar is geworden. Oftewel, het is tijd voor leiderschap. Links leiderschap.

Ik verwacht, beste sociaaldemocraat, niet dat u uw beweging en ideologie als bij toverslag de rug toekeert. Elke vogel prijze zijn nest. Maar als u die stap naar de 21e eeuw op den duur niet zet, zal ‘links’ alleen maar meer terrein verliezen. Dan wordt het een vogel voor de kat. Dan wordt het kleine vogels, kleine nesten. Dan zijn wij sitting ducks.

Als u zover bent, staat GroenLinks in de 21e eeuw op u te wachten. Maar taal niet te lang, want als de haan niet kraait vóór het avondrood, gaat het regenen. Of de haan is dood.


Met kameraadschappelijke groet,

Samir Bashara